Column en Blog

Column Jacobine van den Hoek: Anders en toch gelijk
Rubriek: Column en Blog
Gepubliceerd:
Laatste update:
Auteur: Jacobine van den Hoek/H
Het imposante gebouw van het Hermann Wesselink College ligt achter me. Dit keer ben ik er niet voor een gesprek over onze zoon, maar om iets af te geven dat hij thuis heeft laten liggen en echt nodig heeft. Ik wandel over de tegels naar de ingang. Om me heen zie ik kinderen, ogenschijnlijk lijken ze allemaal op elkaar. Zonder dat er hierover afspraken zijn gemaakt, is de kledingstijl eenduidig. De jongens dragen donkere, comfortabele kleding en verbergen hun haren het liefst onder een capuchon. Bij de meisjes wapperen lange lokken over hun schouders, bij voorkeur tot aan hun billen. Zij zien er gevarieerder uit en verhullen bij voorkeur iets van hun gave, bleke huid; het zal de jongens imponeren.
Ik vind het boeiend om jongeren te observeren. Mijn gedachten gaan vaak terug naar de tijd waarin ik zelf op het schoolplein van het CSB stond, bewust van mijn omgeving en hoe ik wilde overkomen. Een sigaret tussen mijn vingers. Wanneer je een jongen leuk vond, blies je plagend rook in zijn gezicht.
Hoe dom ik het vind dat jongeren vapen, roken (of erger nog, blowen), ik begrijp het. Zelf rookte ik van mijn dertiende tot mijn zestiende. Dom? Absoluut! Onvolwassen? Zeker! Roomser dan de paus ben ik zeker niet. Toch waarschuw ik onze zonen het liefst dagelijks en blijf ik argumenten verzinnen om het NIET te doen. ‘Jaha,’ is de standaard reactie.
Voor het schoolhek staat een scholier met een sigaret in de hand. Helemaal alleen. De gitzwarte haren vallen voor het gezicht dat met witte make-up is gebleekt. Zwarte eyeliner verzwaart de blik, de ogen zijn als zwarte gaten in de melkweg. De kleding is eveneens ravenzwart. Alles aan hem/haar/hen zegt: ik wil er niet zijn. Tegelijk is het een roep om aandacht. Als vanzelf trekt mijn blik naar de scholier, vervolgens wend ik me snel af. Ik wil hem/haar/hen niet aanstaren. En daarmee doe ik waarschijnlijk precies wat de tiener verwacht: niemand wil hem/haar/die zien staan.
Bij het passeren stroomt er een intens gevoel van medelijden door me heen. En toch verlaat ik de parkeerplaats voor de school zonder nog een keer achterom te kijken, zonder dat ik iets zeg of doe. De ‘self fulfilling prophecy’ van de puber is in werking getreden. In stilte hoop ik dat hij/zij/hen snel inziet dat we, ondanks de verschillen, allemaal gelijk zijn.