Column en Blog
Column Jacobine van den Hoek: ‘We gaan maar door, tot er wordt aangeklopt’
Rubriek: Column en Blog
Gepubliceerd:
Laatste update:
Auteur: Jacobine van den Hoek
Het is zaterdagochtend. Mijn mans mobiel gaat af. We zitten aan tafel met een kop koffie. De regen klettert tegen de ramen. ‘O,’ zegt hij. Bezorgd neemt hij de telefoon op. ‘Het is mijn broer.’ Ik kijk op de klok. Half negen. Te vroeg om te bellen. We denken hetzelfde, dit kan maar één ding betekenen. De ambulance was weer nodig, het is weer zover…
Zelf voel ik nauwelijks dat ik ouder word, nog steeds zijn er zoveel ideeën en ben ik bezig met het uitvouwen van grootse plannen. Ik sta pas op de helft van mijn leven, zo voelt het, er is nog zoveel mogelijk. Maar soms wordt er op de deur geklopt. ‘Onverwachts.’ Als Sinterklaas en zijn Pieten op 5 december. Luid. Het schudt me wakker. Knipperend met mijn ogen doe ik open. Het is de realiteit die aanklopt.
Ik ben in de gelukkige omstandigheid dat mijn ouders en die van mijn man nog steeds leven. Ze zijn actief, staan midden in het leven, ze hebben het eeuwig leven gekregen. Wij wentelen ons in die comfortabele gedachte. We staan nergens bij stil. We gaan maar door en gaan maar door. Totdat er wordt aangeklopt.
Het was mijn buurvouw die het mij appte. Cor stopt ermee. De schoenmaker bij ons om de hoek heeft op zijn achtentachtigste de deur van zijn winkel aan de Amsterdamseweg voor goed gesloten. Het is voorbij. Wat overblijft zijn herinneringen aan de man die mij steevast Joséphine noemde.
Niemand is klaar voor het geklop. Ook ik niet. Het komt altijd onverwacht. Het signaal om de realiteit onder ogen te zien is rauw en confronterend. En wat de uitkomst ook is, bij elk klopje verlies ik iets van mijn naïviteit. Het leven is vergankelijk, ik heb het vaak gelezen, en toch dringt het pas door als de spiegel wordt voorgehouden.
Na de angstige nacht zat mijn schoonmoeder als een engel naast zijn bed en zoals altijd knapte mijn schoonvader weer op. De volgende dag sprak hij monter: ‘Het gaat weer goed hoor. Ik ben er weer.’ Hij bleef bij ons, stapte niet uit het leven. Het was zijn tijd nog niet. Wij gingen vrolijk verder, wetende dat de realiteit opnieuw zal aankloppen. We verwachten, maar wachten niet. Zonder dood is er geen leven. Het leven is te mooi om er bezorgd doorheen te gaan.