Column en Blog
Weblog Cees Loggen: Nu bouwen, bouwen, bouwen!
Rubrieken: Column en Blog, Projecten en Wonen
Gepubliceerd:
Laatste update:
Auteur: Provincie Noord-Holland
Als we de bouwambities van het kabinet willen halen, dan moeten we nú aan de slag. En dat kan ook. Samen met de provincie Zuid-Holland kunnen wij bijna de helft van de 900.000 woningen die minister Hugo de Jonge wil bouwen realiseren.
De bouwplannen liggen er, we hebben de spade in de hand, samen met de gemeenten kunnen we morgen aan de slag. Maar dan hebben we van het Rijk wél het noodzakelijke geld, de wettelijke gereedschapskist en het oplossen van een aantal knelpunten nodig.
We zijn er klaar voor, en dat al best een tijdje. In gemeenten in de provincie Noord-Holland liggen tot en met 2030 bouwplannen voor niet minder dan 184.000 woningen. Dat is ruim 20.000 woningen per jaar. Voor ruim 81.000 woningen daarvan gaat het om zogenaamde ‘harde plancapaciteit’: plannen die door de gemeentebesturen vaak al een tijd geleden goedgekeurd zijn en waarvan de bouw bij wijze van spreken morgen kan beginnen.
Bouwplannen in overvloed dus; dit is het probleem niet. Het ligt ook niet aan de discussie of je wel of niet in groen moet bouwen, dus buiten de al bestaande bebouwde kom. Veruit de overgrote meerderheid van deze bouwplannen bevindt zich in de bestaande bebouwde kom, waar al infrastructuur als wegen, waternetten, riolering en openbaar vervoer aangelegd is. Of in weilanden die al lang geleden aangewezen zijn om woningen te bouwen, buiten de beschermde gebieden.
Is bouwen in Bijzonder Provinciaal Landschap dan het probleem? Daar winden best veel mensen zich over op, tot aan de Tweede Kamer aan toe, en dat is frappant. Want in de hypothetische bouwlocaties in beschermd landschap zijn minder dan 3.000 woningen gepland. Even rekenen: dat is 1,20% ten opzichte van de productie tot en met 2030. Terwijl we dus die 184.000 kunnen bouwen.
Toch gaan discussies in de Tweede Kamer en in mediapublicaties vaak over die 3.000 woningen, die – als we even de gemiddelde gezinsgrootte van 2,2 hanteren – woonruimte biedt aan zo’n 6600 woningzoekenden. Terwijl die 184.000 woningen ruimte bieden aan zo’n 404.000 mensen. Helemaal niks ten nadele van woningzoekenden, laat dat duidelijk zijn, maar het is het verschil tussen een klein glaasje water en een immens zwembad. Is het dan logisch dat er steeds zo veel energie wordt gestopt in praten over dat glas en niet het zwembad?
Daarom stel ik voor dat we het alleen nog hebben over het realiseren van die 184.000 woningen, die voornamelijk liggen in wat we noemen binnenstedelijk gebied. Dat is een stuk efficiënter. En dan laat ik de mythe dat bouwen in het groen goedkoper en sneller zou zijn dan in stedelijke gebieden maar even voor wat die is.
En we zijn hard bezig. Als onderdeel van ons Masterplan Wonen – om die 184.000 woningen te bouwen – onderzoeken we de mogelijkheden van een Fonds Betaalbare Koop, om langdurig en meermaals betaalbare koopwoningen in het middensegment aan te bieden – die ook betaalbaar blíjven. En helpen we gemeenten om grootschalige woningbouwlocaties, die cruciaal zijn om de woningbouwopgave te realiseren, te versnellen. Zo hopen wij gemeenten te kunnen helpen die grote, dure bouwprojecten nu niet kunnen behappen.
Maar wat houdt ons dan tegen?
Voor de goede orde: met ‘ons’ bedoel ik het Rijk, gemeenten, de provincie, de bouwers en de investeerders.
Er is een reeks problemen en knelpunten die de nieuwbouw bemoeilijkt. Op dit moment worden de bouwkosten snel hoger als gevolg van de inflatie en aanvoer van materialen en – natuurlijk – de gestegen energieprijzen. Bouwmaterialen maken is simpelweg duurder geworden. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de internationale situatie en daar kunnen wij weinig aan doen.
Maar er zijn randvoorwaarden en knelpunten die wél oplosbaar zijn. Daarvoor is het Rijk aan zet. Sterker nog, inzet van het Rijk is een harde voorwaarde. Zonder het 1 kan het ander niet.
Randvoorwaarden om die 184.000 woningen te kunnen realiseren zijn oplossingen voor het stikstofprobleem, het energievraagstuk (volle stroomnetten), personeelsgebrek – vooral bij de gemeenten –, mobiliteit (de aanleg van infrastructuur) en het gegeven dat het steeds moeilijker wordt om betaalbare woningen te bouwen. Deze boodschap hebben wij en andere provincies de afgelopen maanden regelmatig aangekaart bij het kabinet, wij onlangs nog samen met Zuid-Holland.
Geen woorden maar daden
Van het kabinet horen we tot nu toe vooral dat men zijn best gaat doen om de randvoorwaarden te halen. Dat noemen we in politiek-bestuurlijk jargon een ‘inspanningsverplichting’. En dat is een beetje gek, want tezelfdertijd wil het kabinet van provincies en gemeenten harde toezeggingen: dit-en-dat moet dan-en-dan gebouwd zijn. Dat heet een ‘resultaatverplichting’.
Maar zonder harde resultaatverplichtingen van beide zijden kan het niet. Als 2 mensen een contract aangaan, kan het niet zo zijn dat 1 van de 2 verklaart dat hij hooguit zijn best gaat doen. Nee, in een contract verplicht je elkaar de gedane toezeggingen na te komen. Dus wij horen graag van het Rijk dat dit-en-dat, dan-en-dan opgelost zal zijn.
Die 184.000 nieuwe woningen: dat kunnen we doen. Dat gaan we doen. Dat is onze belofte en daar mogen wij als provinciebestuur op afgerekend worden. Maar dan het is het wel zaak dat wij van het kabinet ook duidelijk te horen krijgen wat het concreet gaat doen om de knelpunten weg te nemen, te voldoen aan de noodzakelijke randvoorwaarden en wanneer dat allemaal gedaan is.
Het contract met het Rijk ligt klaar. Ik hoor graag wanneer het provinciebestuur langs kan komen om het te ondertekenen.
Foto provincie Noord-Holland